Twee dagen geleden werd er opeens hard en doordringend gefloten onder mijn werkkamerraam. Dat typische ‘hee-lekker-ding’ fluitje dat ‘fwie-fwieieieieiew‘ gaat.
Ik het raam open gooien natuurlijk, enthousiast naar buiten kijken.
Niemand.
Maar wel een herhaling van dat fluitje. En nog eens. Zo ritmisch dat ik me al snel een beetje gegeneerd realiseerde dat het waarschijnlijk een telefoontje was dat daar niet opgenomen werd. Pech.
Raam weer dicht, verder werken.
Een paar uur later opnieuw een hele serie fwie-fwieieieiews.
Zou iemand nou een hele avond achter mijn tuin gaan staan om z’n telefoon niet op te nemen?
Leek me sterk. Wat dan?
Net op het moment dat ik de deur open deed om te gaan kijken hoe het nou zat, hield het geluid op. Dan niet.
Maar vanavond begon het opnieuw. Treuriger nu. Fwie-fwieeuuuuw!
En opeens leek het me logisch dat het telefoontje in z’n eentje ergens achter mijn tuin moest liggen. Misschien was het uit een tasje gevallen. Of het tasje was gestolen en de dief had het telefoontje minderwaardig gevonden en in de struiken achter mijn tuin gegooid.
De eigenaar, die er natuurlijk zielsveel van hield, probeerde nu al twee avonden lang wanhopig om de aandacht te trekken van een voorbijganger, door regelmatig zijn eigen nummer te bellen. In de hoop dat er iemand (ik, misschien wel) nieuwsgierig op het geluid zou afgaan, het telefoontje zou vinden, midden in een fwie-fwi... zou opnemen en zou zeggen:
‘Hoi! Ik heb je telefoon gevonden hoor!’
Zo iemand zou ik kunnen zijn! Een held!
Ik heb mijn jas aangedaan, ben naar buiten gelopen en heb met trage stappen achter mijn tuin lopen wachten tot het opnieuw fwie-fwieieieiewde.
Nu kon ik het geluid ook duidelijker traceren.
Het kwam uit het huis van de buren.
Sommige columns lopen heel suf af.
Schrijf je zelf liever over een belangrijker onderwerp?
Kom naar de workshopdag Magisch Schrijven
op 18 november in Baak (bij Zutphen).
Meer informatie en inschrijven.